Terwijl het zuur van de hemel de haren van de heren nat
het rook van bovenop de bomentoppen hun longen benauwen
worden wij nog steeds gezien als jullie dienaars
Wij zijn niet meer de parels die met donderslagen
kapotgetrokken en verslagen alle kanten van het laminaat oprollen
hoofden tollen, niet wetende waar onze metgezellen zijn
waarmee wij ooit sierlijk mee op een lijn in de ketting rusten
Inmiddels staan wij troubadours samen
als een stalen havenketting tegenover hemel en rook
die vanuit de zee prikkend zout meevoert
een dun laagje zilt rust eeuwig op ons lichaam
Fluisteren wij met de wind mee
lach dan onze woorden niet uit
Huilen wij met de wolven mee
noem ons dan niet hysterisch
Zingen wij met vogels mee
betwist onze tongen dan niet
Waag ons jullie oor, kijk niet weg, zwijg niet
Leer van onze woorden, ons gehuil, en onze zang.