De Kunst van het Applaudisseren

Iedereen denkt wel eens: vanavond ga ik lekker genieten, want ik ga naar het theater, de film of een concert. Aangekomen bij de theaterzaal of het filmhuis blijkt de realiteit vaak anders dan verwacht. Sociale regels, ongemakken of andere onhandigheden verhinderen nu en dan eens het simpel cultureel genot.

Het begint klein: je hebt een loopneus waardoor je telkens met veel moeite je neus zo zacht mogelijk probeert op te halen, je buur stinkt of links achterin zit een man/vrouw met een onbedwingbare hoest.

Dan de grotere ongemakken: men praat door de voorstelling heen of kijkt constant op de telefoon (het licht schijnt dwingend en fel in je ogen). Of degene die zich vlak vóór jou verzet of positioneert aan het begin van de voorstelling of het concert. En dan zit je daar. Je ziet amper iets, zet je de hele tijd in ongemakkelijke houdingen en eindigt de avond met nek- en andere krampen.

Deze ongemakken worden enerzijds veroorzaakt door je persoonlijke verwachting (“Ik ga op-en-top genieten”), maar anderzijds door de rol die het publiek dient aan te nemen. Waar men in lang vervlogen tijden naar Le Grande Opéra ging om te kijken, bekeken te worden en vooral nièt met de voorstelling bezig te zijn, wordt er heden ten dage van ons verwacht dat we muisstil zijn en luisteren. Zoals Rudi Laermans in zijn Waarheid als illusie zo mooi verwoordt:

 

Is het niet hoogst merkwaardig dat we een kaartje kopen, ons op het aangegeven uur naar de zaal begeven, plaatsnemen en toekijken, …  en vervolgens als quantité négligable worden behandeld, als onbestaand worden beschouwd door de opvoering die zich hic et nunc voor onze ogen (en oren) ontvouwd.

 

Als iemand uit het publiek zich niet gedraagt als ‘quantité négligable’, roept dit ergernis op bij de rest van het publiek en leidt dit tot afstraffing van bovengenoemde toeschouwer. Zo riep een vrouw bij Jan Fabres Belgium Rules/ Belgian Rules te pas en te onpas ‘Bravo!’ en klapte zij op de momenten dat dit eigenlijk niet mocht (!). Dit hield zij ongeveer een half uur vol, waarna haar  – op niet zo vriendelijk wijze – verzocht werd toch echt op te houden. Haar “I’m part of it, darling”, hielp helaas niet. Ze moest en zou stil zijn, dat vond het overgrote deel van haar omringend publiek.

Afbeelding1 Belgian Rules / Belgium Rules – Jan Fabre © Wonge Bergmann

Wat hier gaande lijkt, is de rol die wij opnemen van zodra we de theaterzaal binnenkomen. De rol van toeschouwer is en wordt gevormd door de omstandigheden en culturele (ongeschreven) regels. Ook wij zijn net even anders dan buiten de theaterzaal en transformeren van student, professional, moeder of vader naar toeschouwer. En ons profiel bevat bepaalde karaktertrekken, die wij zo beschaafd mogelijk dienen uit te spelen. Onze tekst staat vol met stiltes, maar onze handelingen spreken boekdelen.

Publiek en performer, twee rollen in één theaterzaal die in een symbiotische relatie verbonden zijn. Wij kunnen niet zonder de performers (we genieten te graag) en de performers kunnen niet zonder ons. Een voorstelling geven voor een lege zaal is als een frietje zonder mayonaise: jammer.

De rol van de toeschouwer bevat – naast stiltes en handelingen –  bepaalde rechten en plichten. Interessant is het om deze te zien in het licht van een klassieke concertzaal. Misschien ben je daar wel eens gaan luisteren naar een symfonie-orkest. Een symfonie bestaat – normaal gezien – uit verschillende delen. Tijdens deze delen wordt je als publiek geacht (verplicht) te genieten en vooral géén geluid te maken (dat is namelijk het privilege van de muzikant). Tussen de delen door is het publiek echter aan de beurt: gehoest en gerochel, schuivende billen en tikkende schoenen. De dirigent geeft aan – met opheffende handen of anderszins bewegingen met het lichaam – weer te willen beginnen. Hier komt het recht van de sterkste kijken: wint de dirigent of wint het publiek? Als het publiek de juiste rol speelt, wint uiteraard de dirigent. Iedereen wordt stil en de symfonie continueert.

WEEGEE(ARTHUR FELLIG):INTERNATIONAL CENTER OF PHOTOGRAPHY:GETTY IMAGES3Weegee (Arthur Felling) – untitled © International Center of Photography/Getty Images

Naast stil zijn worden wij wel geacht de voorstelling te besluiten met een (het liefst oorverdovend) applaus. Hoe lang, hoe hard en hoe uitbundig er geklapt wordt, bepalen wij deels zelf. Maar ook de performers hebben daar een stem in. Zo mag er pas geklapt worden van zodra de dirigent zijn handen ontspant en langs het lichaam laat hangen. Klap je eerder, dan verbreek je een “heilige” stilte.

John Cages 4’33” is en blijft hierin het uitmuntende voorbeeld. Zijn compositie – beschikbaar voor eender welke combinatie van muzikanten – bestaat uit drie delen, elk gecomponeerd door de stilte. In het geval van een symfonie-orkest richt de dirigent zijn armen op, ademt hij met zijn muzikanten in en klinkt er vervolgens… niets. Het stuk wordt gevormd door de geluiden die dan ineens gehoord worden. Ongemakkelijk geschuifel, misschien gefluister of gegiechel: het publiek maakt het concert, de muzikanten vormen enkel het kader.

Terug naar het applaus. Naast de performer die bepaalt wanneer het geklap mag beginnen, gaat hij/zij tijdens het applaus geregeld af en komt weer op. Enerzijds komt men pas weer op als het applaus aanhoudt, anderzijds moeten wij toch wel echt blijven door klappen als zij zouden besluiten terug het toneel op te kruipen. Op het klassieke toneel is het eerder regel dan uitzondering dat de muzikanten welgeteld driemaal af en op gaan. Een interessant getouwtrek van geven en nemen, delen en ontvangen.

Als een voorstelling of concert voor jou goed was, dan heb je geen enkele moeite om te voldoen aan bovenstaande regels. Vond je het geen goede performance, dan wordt het lastig. Je voelt je verplicht om te klappen (want iedereen doet het) en gaat zelfs mee in de staande ovatie (die tegenwoordig bijna altijd gegeven wordt). Maar echt prettig is het niet.

En heb je wel eens voor een film geklapt? Dat is pas een feest. Als het unanieme gevoel van de zaal inderdaad klappen betekent, kan het juist charmant zijn. Je grinnikt wat naar je buurman en voelt je voor even verbonden. Samen heb je deze film mogen ervaren. Maar met zijn achten in de grote zaal van de Sphinx tijdens de late-avond voorstelling, is het een ander verhaal.

WEEGEE(ARTHUR FELLIG):INTERNATIONAL CENTER OF PHOTOGRAPHY:GETTY IMAGES4Weegee (Arthur Felling) – untitled © International Center of Photography/Getty Images

Mag je als publiek dan helemaal niet van het script afwijken? Uiteraard wel. Er zijn verschillende dingen die je mag doen – maar ze vereisen wel een portie lef. Zo mag je er natuurlijk voor kiezen niet of weinig te klappen. Driemaal hard en langzaam klappen, daarna demonstratief de armen over elkaar doen en zuchtend achterover hangen, kan soms heel erg lekker (en enorm theatraal!) zijn. Ook kan je bijvoorbeeld niet mee opgaan in de staande ovatie.

Ten laatste is er de ultieme mogelijkheid: weggaan uit de voorstelling. De meesten van jullie hebben waarschijnlijk wel eens toeschouwers eerder weg zien gaan uit de zaal. Je suste jezelf vermoedelijk met de gedachte van, “Die moest vast een trein halen,” of “Ze zijn vast moe,” maar er begint toch iets te knagen. Is de voorstelling die ik op dit moment bekijk zó slecht dat ik eigenlijk weg zou moeten gaan?

Weglopen is lastig, de drempel ligt hoog. We zijn namelijk – naast dat we ons verheugd hadden op een avond genieten – bereid om onze ‘rol’ te spelen. Bovendien hebben we niet de ambitie om zo’n show te maken, terwijl op het podium de èchte show bezig is.

WEEGEE(ARTHUR FELLIG):INTERNATIONAL CENTER OF PHOTOGRAPHY:GETTY IMAGES2WEEGEE(ARTHUR FELLIG):INTERNATIONAL CENTER OF PHOTOGRAPHY:GETTY IMAGES
Weegee (Arthur Felling) – untitled © International Center of Photography/Getty Images

 

Het kan echter verfrissend zijn het eens te proberen. Kijken hoe het voelt om – als je er echt helemaal zat van bent – gewoon rustig je spullen te pakken en weg te lopen. Zo neem jij het genieten weer in eigen hand.  

 

Afbeelding2‘Zolang men klapt, kunnen zij niet spelen…” – Benjamin Runge © rainking.be

 

 

 

Featured image: Weegee (Arthur Felling) – untitled © International Center of Photography/Getty Images